In mijn niet aflatende zoektocht naar eeuwige roem, eer, een inbox
vol fanmail en met bloemtuilen bezaaide oprit, besloot ik me in te
schrijven voor den halven van Damme. De afsluiter van mijn
triatlonseizoen en meteen ook mijn laatste digitale pennentrekken die je
in 2015 te verwerken krijgt.
Ik hanteer vrij
strenge regels omtrent toetreding tot mijn, voorlopig niet uit zijn
voegen barstende, fanclub. Een van de voordelen hiervan is dat ik voor
de wedstrijd alle leden persoonlijk kan gaan oppikken en plaats kan
laten nemen op de passagiersstoel van mijn wagentje. Bedankt papa, om er
weer bij te zijn. Samen richting Damme, waar ik aan de
inschrijvingstafel reeds mijn finisher T-shirt overhandigd kreeg. Even
kwam ik in de verleiding om meteen huiswaarts te keren met dit kleinood,
maar als ik dan één van de komende weken ergens met het rondom torso
gedrapeerde T-shirt aan het stoefen ben, zal je het altijd zien dat er
eentje moet informeren naar de details van de wedstrijd. Daar sta je dan
voor aap. Geen risico's dus en hop naar de zwemstart.
Het
weer op weg naar die start was werkelijk top. De zuurstof viel zoetjes
aan uit de lucht en de kans op oververhitting tijdens de wedstrijd bleek
nihil. Gezien er een kleine 400 triatleten te water moest worden
gelaten, gebeurde het starten in 5 waves, telkens met 5 minuten
tussenpoos. Ik startte in wave 4. Het zwemwater was met 15,9°C
behoorlijk frisjes te noemen, maar dit had buiten wat koude voeten en
klamme handjes geen impact op de prestatie. De eerste 500m zwom ik in de
voeten van 2 tempomakers, maar zij waren iets te voortvarend van start
gegaan waardoor ik er voor de rest van de zwemproef alleen voor stond.
Niet getreurd, als je je eigen tempo nastreeft is de kans op ontploffing
relatief beperkt. Tegen het einde van het zwemmen begon ik al
behoorlijk diep door te dringen in de voorgaande wave, van wie menigeen
duidelijk meer van de Damse fauna en flora aan het genieten was dan ik.
Dat genieten was er op dat moment immers voor mezelf niet echt bij, daar
kom ik later wel eens voor terug. Als ik wijs en verstandig ben.
Mijn
eerste wissel kostte behoorlijk wat tijd. Ik zou kunnen opperen dat dit
was om mijn blonde manen deftig onder mijn tijdrithelm op te bergen
(aero voor alles!), maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik toch
wat met het swimsuit aan het klooien was en ik ook wat duizeligheid
ervoer van het zwemnummer. Maar eens op de fiets vond ik al snel een
goed tempo. Op bepaalde stukken van de 30km tellende ronde (3x af te
leggen) over dijken en doorheen velden haalde ik met de vingers in de
neus 45km/u. "Wat een blageur!" hoor ik sommigen al luidop denken, of
"Er stond dan ook ongelooflijk veel wind, klojo!" volgens anderen. Op
beiden valt weinig af te dingen.
Tegen
halverwege de fietsproef was ik dan ook helemaal één geworden met mijn
tijdritraket. Met uitzondering van mijn balzakje dat, geklemd tussen
berijder en zadel, zoals vanouds afstotingsverschijnselen vertoonde. Bij
elke oneffenheid in het wegdek vond hij het nodig om me te laten weten
dat er ook door hem uitgekeken wordt naar de nakende winterstop. De
klootzak! Doch afgezien van 2 fietsspecialisten uit de laatste waves
werd ik door niemand bijgebeend en was het louter plaatsen goed maken.
De eerste van die 2, Kurt Wittemans, kreeg trouwens de inhoud van mijn
linker neusvleugel over zich heen bij de passage. Uiteraard onbewust, ik
had niet verwacht ingehaald te worden. Ook ik maak me soms schuldig aan
een beetje zelfoverschatting. Hiervoor excuseerde ik me trouwens zoals
het hoort. Een keertje onmiddellijk na de feiten en later ook nogmaals
tijdens het lopen, waarin ik deze keer het genoegen had de specialist
van dienst te zijn.
Ten opzichte van Deinze
reed ik een tikkeltje gereserveerder, waardoor ik bij de start van het
lopen onmiddellijk aanvoelde dat er nog een meer dan degelijke halve
marathon uit het lichaam kon geperst worden. Het eerste kwart van de tot
17,70km ingekorte loopproef (modderpoelen op sommige delen van het
parcours...), startte ik in de voetsporen van Ruben Martens, de 2e
fietsspecialist die me in ronde 3 te grazen nam en tevens uitstekend
loper. Hij hield er een zeer mooi tempo op na. Het tweede kwart deed ik
mijn duit in het zakje door de kop te nemen, nadien scheidden onze wegen
en stond ik er alleen voor, Ruben moest de rol lossen. Maar ik slaagde
er wel in om het tempo hoog te houden. Tegen het einde van de wedstrijd
kreeg ik het uiteraard ook wel wat lastig. Op een bepaald ogenblik had
ik zelfs de indruk dat mijn longen zich via de keelholte een weg naar
buiten wilden banen om er zich eigenhandig van te vergewissen dat er
geen meute Bengaalse tijgers achter me aan zat, dan wel of er weer iets
loos was in de hersenpan. Mijn brein en longen, het zijn niet altijd
beste maatjes. Op dergelijke momenten vraag je je af of het niet
verstandiger is om er gewoonweg de brui aan te geven. Maar laat ons
eerlijk zijn, zou jij dan nog bloemen bezorgen?